Domien Verschuuren heeft psychologische hulp gezocht omdat hij steeds vaker ruzie kreeg met mensen om hem heen, zegt hij in het AD. “Dat het zo lekker liep met het middagprogramma, dat was wat mij betreft altijd te danken aan mijn collega’s. Kregen we van de leiding complimenten, dan dacht ik: dat komt door de rest bij Q. Ik was een saboteur van mijn eigen geluk. Ik kreeg ook steeds vaker ruzie met mensen die ik liefheb; mijn moeder, mijn vriendin. Hadden ze kritiek dan nam ik dat te persoonlijk, terwijl ze me probeerden te helpen. Ik zei nooit sorry. Daar ben ik vaak op gewezen. Ik moest meer communiceren. Dat begon een grote knoop in mijn hoofd te worden. Ik moest er iets mee.”

En dus zocht hij hulp. “Ik ben – heel klassiek – op de sofa bij een psycholoog in tranen uitgebarsten.” Hij had te lang geleefd voor de bühne. “Dan dacht ik: oké, ik koop nu een vette auto met grote velgen, want dan zien de mensen dat ik succesvol ben. Of ik vond het belangrijk om in bushokjes te hangen, want ja, dan weten de mensen dat je succesvol bent. Mijn psycholoog draaide het om. Ze zei: dat ik daar hing was een gevólg van het succes. Ik had een superego en was tegelijk onzeker.”

De psycholoog raadde hem aan om met z’n moeder te gaan praten. “Ik kon vroeger heel driftig zijn, tegen het onhandelbare aan. Ik moest erachter komen waar dat vandaan kwam.”

Presteren

Het bleek dat er een te grote druk lag op presteren. “Het moest altijd beter. Een goede cijferlijst vonden mijn ouders belangrijk. Mijn moeder zegt altijd dat ze mijn zus en mij heeft opgevoed in liefdevolle verwaarlozing. Dat heeft me tot een soort vechtertje gemaakt.” De kleine Domien werd snel losgelaten en dingen zelf doen. Maar als dat mis ging, kreeg hij het wel te horen. “Ik ben daardoor gewend alles zelf te doen en zelf op te lossen. Ik ben lang bang geweest om hulp te vragen. Gelukkig hebben mijn moeder en ik daar goed over kunnen praten.”

Foto: Qmusic